De wekelijkse column over de jeugdjaren Diane Van Rillaer. Bang in het donker
Zoals ik vorige week vertelde, noemde mijn nonkel, de broer van mijn vader, mij een ” bangscheiter” Dat was wel een beetje waar, maar zoals jullie ook weten, woonden we samen in een huis, na het bombardement van Mortsel, waarin het huis van mijn grootouders vernield werd, met de zuster van mijn moeder, en beneden met mijn Moemoe. Mijn Moeder woonde , toen het bombardement was geweest, nog thuis, ze was al wel verloofd met mijn vader, maar die was , toen hij zich verschool, om niet voor de Duitsers te gaan werken, opgepakt en naar Duitsland overgebracht, waar hij in een autofabriek moest gaan werken. Ik hoor ons Make nog vertellen, ik weet niet waar mijn Vader naar toe was gebracht, voor hij naar Duitsland moest vertrekken , dat de meisjes op de muur klommen van de gevangenis, om toch een glimp op te vangen van hun teergeliefde, die ze misschien nooit meer terugzagen. Ze werden daar met emmers koud water afgehaald, en moesten gaan lopen. Later is mijn vader kunnen vluchten in de fabriek waar hij moest werken, hij had enkel een boek ( over de auto’s waar hij moest aan werken) en een broodmes bij, dat had hij uit de keuken meegenomen) en hij is te voet naar huis gekomen, was graatmager toen hij eindelijk aankwam, waar hij terug ondergedoken bleef tot de oorlog voorbij was. Vlak na de oorlog zijn ze getrouwd, en een jaar later was ik er.
Om dan terug te komen op dat bang zijn, onze Charel , mijn neefje die 6 jaar ouder was dan ik, had de laatste jaren van de oorlog wel echt meegemaakt, en hij was een bang kind, hij maakte mij ook bang, door de aangedikte verhalen die hij vertelde van het onderduiken in de kazematten, ze moesten door de patriottenstraat lopen, en daar in onderaardse kelders gaan schuilen voor de bommen die vielen, dus als het onweerde, zei hij altijd, ” snel onder de tafel, de bommen zijn daar”
Tante Maria ( ons Mitje) zei dan wel dat hij moest stoppen met mij bang te maken, maar hij bleef er over vertellen, en ik begrijp dat ook, wat een jeugd hé, als je dat allemaal hebt meegemaakt.
Hij vertelde ook, ja , hij had altijd alles gehoord, zoals ik, dat de tantes, en ons Ma vertelden ( toen de oorlog voorbij was) dat ” de die boven rosse Jeanne van dikke Lowie, dat ze die waren komen halen , van de witte brigade, om haar kaal te scheren, want ze had met den duits gelopen, en dat ze ze in een kot in de Zoo hadden gestoken” Hij wist wel niet juist wat hij vertelde, want hij kreeg nooit uitleg, als hij aan zijn moeder vroeg , waarover dat ging, maar hij vertelde het wel tegen mij, die er dan de hele tijd bleef aan denken.
Dat was toen ik nog maar vier of vijf was, en hij altijd maar weer die oorlogsverhalen bleef vertellen , ook dat die van de witte brigade, in de bomen zaten, op het Villegasplein en op de zwarten en de laatste duitsers schoten. Hij hoorde dat allemaal van de tantes, en vertelde dat jaren later verder aan mij, dus ik geloofde het niet altijd.
Maar bij ons, in de familie werd er veel over die oorlog gebabbeld, en dus kan ik er nu over schrijven. en het is ook de reden dat ik bang was in het donker, omdat onze Charel, het licht uitdeed ( dat moest van den Duits) en dan die verhalen vertelde, tot ons Make in de koepel kwam ( dat was in de donkerte van de wintermaanden en ze was ons kwijt) en de Charel onder zijn voeten kreeg, omdat hij me bang maakte ” Charel ist nu gedaan, straks slopt ze wer nie” het is raar, maar ik hou nog niet van die donkere wintermaanden, alhoewel ik nu niet meer onder de tafel kruip. Maar mijn neefje en ik, waren twee handen op ene buik, altijd dikke vrienden geweest, mijn oudere broer die ik nooit had, wel een jongere broer, maar daar hebben we het later nog over .
Bij de foto’s : ons Make in de oorlog met onze Charel, onze Pa toen hij na een lange vlucht, uit Duitsland terug was, en later met onze Charel en mijn zusje in de Zoo