De wekelijkse column over de jeugdjaren Diane Van Rillaer. Warme zomers , heel koude winters
Bij het terugdenken aan mijn kindertijd, en misschien doen jullie dat ook wel, waren alle zomers lang en warm, en alle winters koud, met gladde straten, en veel sneeuw. Een witte Kerst, was er elk jaar, of toch bijna, en we maakten ijsbaantjes in de school, op de speelplaats, en we speelden op straat en ” in den hof” tot we met verkleumde vingers en ijskoude voeten, terug naar binnen gingen voor een warme chocolademelk. Mijn Moemoe zong dan : ” Vriezeman heeft op straat gezeten , heeft in mijne neus gebeten , mijne neus ziet rood, rood, rood , ‘k wenste de vriezeman dood, dood, dood ” We warmden onze handen en voeten een beetje op, en hop we gingen terug in de sneeuw spelen, tot het donker werd. Zalige herinneringen, soms ook traantjes, zeker de eerste dag, als je handen en voeten pijn deden van de kou.
We hadden een ” cuisiniere ” thuis, en als ons Moemoe het niet zag, deden we het schuifje aan de zijkant open, en legden daar onze voetjes in om snel warm te krijgen, als ons Moemoe het zag, zei ze altijd ” niet doen, daar krijg je wintervoeten van ” en als je warm kreeg tintelden je vingers, en je voeten.
Wij deden bijna alles te voet, en toen we in Mechelen woonden, van mijn 6 tot mijn 11 jaar, moesten wij dagelijk langs de Dijle, de brug oversteken en zo langs de Merodestraat naar de Apostolinnen waar we naar school gingen. We droegen een uniform, en we mochten enkel een lange broek dragen onder onze rok, het was geen zicht, maar wel warm. De brug oversteken en de bijtende wind in je gezicht voelen, was echt wel heel koud, want soms stond het ijs op het water, en in mijn gedachten was er altijd die koude wind, die onze ogen deed tranen, en onze neuzen deed lopen. Maar voor gesprongen lippen en rode neuzen was er het bekende potje met ” cacaoboter “.
Nu zeggen ze , voor het minste, en te pas en te onpas, ” oh my God ” maar als je toen klaagde van de kou, zeiden de moeders en grootmoeders ” ochgottekes toch ” , en ze warmden onze oortjes en handen, met hun warme handen, alhoewel, ik toen een ” moefel ” had , een mof , waar je je handjes kon instoppen als het heel koud was. Ik weet ook nog dat we een teddyjasje hadden, zie foto.
In de winter ging ik met onze Pa, en de nonkels, altijd mee naar het sportpaleis naar de zesdaagse, het geroezemoes, de drukte, de renners die altijd op de baan waren, dat maakte een diepe indruk. Ik mocht enkel maar mee, als het zondagnamiddag was, de mannen gingen alleen elke avond van de zesdaagse, dat was een traditie.
Maar we gingen ook , met de grootmoeders en de tantes, naar de ” Wiener Eisrevue ” , in November 1958, was het ” tover der liefde” . Wij keken onze ogen uit , naar het toverachtig spektakel, en we probeerden als het glad was, de mooie dansen uit, wat dikwijls een valpartij tot resultaat had. Toen ik 16 was, en we naar het Kerstfeest in het parochiehuis waren geweest, keerden we huiswaarts met enkele vrienden van de scouts, en enkele vriendinnen, het was spekglad, en we liepen allemaal achter mekaar, hand in hand in een lange rij, we zongen en maakten plezier, tot er een , in het midden van de rij, tegen de grond ging, iedereen ging mee, en de dag daarop, kon ik niet meer zitten, na een bezoek aan de dokter, bleek dat mijn staartbeentje gebroken was, en moest ik de eerste week in de school rechtstaand de lessen volgen. Ik heb dat nog heel lang gevoeld. Maar het was zo’n prettige dag, dan neem je dat er maar bij.
Ik weet nog, toen we onze eerste televisie hadden, dat mijn ouders , ‘s avonds altijd naar het weerbericht met Armand Pien keken, om te weten hoe koud het werd, en of het glad ging zijn. Hij was een vertrouwd gezicht in vele huiskamers, en had altijd een grapje klaar om het weerbericht te beëindigen.
Wij moesten wel tegen de kou kunnen, want de eerste 6 jaar, toen we allemaal samen in een huis woonden na de oorlog, was er maar één toilet, en dat was in de koepel, onverwarmd, dus je bleef echt niet zitten om de krant of een boekje te lezen, en ik weet dat er ook mensen waren waar, de wc , buiten was. brrrrrrrrrrrrrr. Bij mijn Bomma, waar de wc ook in de koepel was , gebruikte ze een nachtemmer, als wij daar moesten gaan slapen , zagen we altijd, dat ze die elke morgen mee naar beneden nam, en hem schoonmaakte met javel, het was een witte emailen, met een deksel op. De slaapkamers werden ook niet verwarmd, de ijsbloemen stonden er op de ruiten. Koude maar altijd aangename herinneringen.
Bij de foto’s : mijn zusje en ik met onze teddy aan. Ons Tante Wiske, met mij, allebei goed ingeduffeld. , en het sportpaleis .