De wekelijkse column over de jeugdjaren Diane Van Rillaer. ‘k zien zo geire mijn duivenkot

Ik heb U al verteld, dat mijn Bompa, een duivenkot had? in de tuin stond een schuurtje, en boven dat schuurtje stond zijn duivenkot, bereikbaar met een soort trapladder, zodat hij in alle rust kon genieten van zijn duifkes, en voor hij te ziek werd, er ‘s zondags ook mee speelde, en ” kom, kom ” riep terwijl hij met een potje eten schudde, om ze terug te laten komen bij hun vrouwke. Ik mocht , na lang zeuren, eens mee , op Bompa zijn arm, naar boven, en was heel erg onder de indruk van het ” geroekoe ” van de duifkes. Er waren kleintjes, en ik mocht mee gaan kijken , ik was toen vijf, en ik ontdekte , beetje bij beetje, de rare wereld. Mijn zus ging niet mee, die bleef liever bij de Mama.

Mijn bompa moest regelmatig naar het ziekenhuis, zoals ik al eens schreef, was hij in de eerste wereldoorlog , gepakt door de gas, zoals men toen zegde, en bleef de rest van zijn leven longpatient. Op een dag, ik was nog altijd vijf, waren mijn ouders met ons naar de Bomma en den Bompa gereden, want Bompa moest , voor een onderzoek, naar het ziekenhuis, en mijn Pa ging met hem mee, en reed hem naar daar. Ons Ma zat met de Bomma , koffie te drinken, en van de zelfgebakken taart te smullen, toen ze me misten. ” Waar is ons Diane, ze zal toch geen kwaaipitserij aan het uitsteken zijn” ??

Ik was aan het spelen in de koepel, toen ik ineens het duivenkot in de gaten kreeg, waar een duifje kwam piepen. ” Oei, ” dacht ik ” die wil zeker gaan lopen” dus, besloot ik even te gaan kijken, en kroop ik stapje voor stapje de trapladder op, eens bovengekomen en in het duivenkot, werd ik zo bang, en dan al dat geroekoe, maakte me nog banger, dat ik terug naar beneden wou, maar , ik durfde niet. Ik stond daar, en , de buurman van ons Bomma had het gezien en riep ” Awel, durfde niet meer naar beneden, ‘t zal u leren hé, kurieuzeneuzemosterdpot ! ” Hij kwam achterom ( iedereen deed dat daar), en haalde me naar beneden, toen juist de Bomma en ons Ma kwamen kijken waar ik zat, en ik een stevige uitbrander kreeg, omdat ik alleen naar boven was gegaan. Eens binnen kreeg ik wel een stukje taart, maar ik moest beloven dat ik niet meer alleen op avontuur ging, naar het duivenkot.

Of naar het schuurtje, daar vond ik ook altijd van alles, waar ik niet van wist , wat het was, of waarvoor het diende, tot ik mijn eerste spin zag, want daar was ik bang van, dan liep ik gillend naar ons Bomma, en die zei ” ja blijft daar dan buiten, daar zit het vol spinnen ” Dat was inderdaad een goede reden om daar niet meer te gaan onderzoeken wat er allemaal voor onbekende dingen stonden. Ik was zo gewend van in ons huis in Berchem, alles samen te doen met mijn neefje, onze Charel, dat ik dat bij de Bomma ook wou doen, maar mijn zusje van drie wou nooit mee, dus ging ik alleen op avontuur, of soms met de vriendinnetjes uit de buurt, ik heb daar zo’n goede herinneringen aan, maar ook soms bange, want ik was ” nen bangscheiter” zoals nonkel Henri, de broer van onze Pa zei. maar daar vertel ik later meer over.

%d bloggers liken dit: