De wekelijkse column over de jeugdjaren Diane Van Rillaer. Eten wat de pot schaft (deel twee)

We waren één hechte familie, maar met twee totaal verschillende keukens, bij ons thuis en bij ons Moemoe, aten we de lekkere keuken van bij ons, bij ons Franse Bomma, aten we meer de Franse keuken. Ze was dan ook nog eens kokkin, dus, mijn zus en ik , leerden alles eten, van verschillende soorten kazen ( brie, Camembert en zelfs de befaamde Maroilleskaas, die ze meebracht als ze haar familie ging bezoeken in het noorden van Frankrijk) , tot rode biet, en gerechten met veel look, wij lustten alles. Ze maakte dikwijls een dikke tomatensoep, zat de hele voormiddag groenten , uit de tuin te snijden, en tomaten te pellen, en deed er daarna dikke balletjes in, en dat aten we dan met stokbrood, heel lekker. En haar ratatouille, ineens met kip of stukjes varkensvlees in, was hemels, ik maak hem nog altijd zo klaar, en veel look er in. Wij vonden dat als kind allemaal heel normaal, ons Bomma gebruikte veel look, ze zei altijd ” dat is gezond voor alles ” En ze is 91 jaar geworden.

Mijn moeder lustte de keuken van de bomma niet graag, ze wilde haar soep altijd ” doorgedaan” zonder stukjes er in, en die look , daar moest ze ook niet veel van hebben. Maar ook ons Make, moest leren eten wat de pot schaft, dus mijn Bomma trok zich dat niet aan, en kookte verder op haar manier. Ze was , toen onze Bompa ziek werd, als kokkin beginnen werken, bij een welgesteld gezin, waar ze elke morgen naar toe ging, om tegen de middag een warme maaltijd op tafel te toveren. Die mensen waren dol op haar keuken, ze vroegen soms zelfs , dat ze ook de zondag kwam, of als er feestjes waren, kookte zij ook, soms voor 30 man. Ze heeft daar gewerkt tot haar 78 jaar. Maar ze was daar heel graag, en ze werd er heel goed behandeld, ze ging altijd met de fiets, maar als het heel slecht weer was, kwam de Vader haar thuis halen en brachten ze haar naar huis. Ik ben er dikwijls meegeweest, in de vakantie, heel lieve mensen.

Ons Moemoe kon niet koken, toen ze overhaast met een gezin begon ( ik vertelde haar verhaal al vroeger) maar ze had een heel lieve schoonzus, de zus van onze Vava ( de couturenaaister, tante Nieke) en die heeft haar alles geleerd, wat ze moest weten, en ons Make leerde koken van haar Moeder. ik heb dikwijls de indruk, dat we vroeger dingen aten, die je nu niet meer bij de beenhouwer ziet, en ik hoor ook nooit zeggen, bijv. we gaan lever eten, wij aten toch wel wekelijks als vlees, een pan lever, onze Pa at dat graag, en wij lustten dat ook, dus kwam dat regelmatig op tafel. Nog iets dat ik nooit meer zie , is ” gezoden worsten” onze Pa at dat met veel mosterd, of pickles, ik heb het nooit gegeten, de worsten lagen in gelatine, en werden opgewarmd in die saus. Als ons Moemoe hutsepot maakte, een grote pot voor heel de familie, deed ze er altijd een stukje van de ” harst ” in . Dat moest er in, en ook spek en rookworst.

Ook een van de dingen die we regelmatig aten, vooral de vrijdag, visdag, was bakharing , oorlogskost noemden ze dat, want daar overleefden veel mensen op in de oorlog. Ze maakten dat klaar met gekookte petatjes en ajuinsaus. Ik weet nog dat er kuit inzat, dat was lekker, en nog iets, maar dat weet ik niet meer. Als de bakharing werd opengesneden, vroegen we altijd ” zit er kuit in ? ” Nonkel John, at altijd sprot, een klein visje dat helemaal in de mond verdween, dat moest ik niet hebben. Voor de rest aten we lustig mee, met alles dat werd klaargemaakt, als we ons bord niet leeg kregen, hoorden we steeds ” awel, waren uw ogen weer groter dan uwen buik ” .

De tantes kwamen tussen de middag altijd van Atea, bij ons Moemoe, en later bij ons , eten. dat was niet ver, en ze waren samen, deelden ook in de kosten. Er was nog niet zo’n overvloed zoals nu, ze aten gerookt vlees ( perdje of ossen) hesp, ” zwarte saucis” (boulogne) of vrijdag’s, een rolmops, of gebakken vis, of rog in ‘t zuur , van bij de lange in de driekoningenstraat . Slaatjes zoals je er nu een 30tal bij de slager ziet liggen, waren er nog niet, het eerste slaatje dat ons Ma meebracht was vleessla.

Wat ik heel graag lustte, waren de appelsneetjes die ons Make , ‘s middags, in de pan bakte, en die daarna met bruine suiker , op de boterhammen werden gedaan, dat was zo goed, en simpel hé. Ons Ma bakte ook altijd ” Nobele witjes” kleine koekjes op een vel papier, en gewonnen brood ( sommigen zeggen verloren brood) dat was brood , in geklutste eieren met suiker gedoopt en dan gebakken in de pan ( noemen ze dat geen wentelteefjes? ) ook feest. En dan de maandag na driekoningen, dus volgende maandag, worstenbrood en later kwamen daar ook de appelbollen bij. Want als je dat niet at, die dag, liep je gegarandeerd verloren die week, en je weet het ondertussen, toen ik klein was , kon je me alles wijsmaken, nu niet meer . Dit was een klein stukje van de dingen die we aten in mijn jeugd, jaren 50. Ik kan hier alles niet opnoemen, maar jullie zullen ook wel zo van die lekkere herinneringen hebben, die je nu minder, of niet meer ziet.

Bij de foto’s : ons Bomma, toen ze 88 jaar werd, onze Pa liet iets van de traiteur komen, hij wilde niet dat ze nog uren stond te koken, en ze feestte graag, dat zie je wel, en wij in Frankrijk, met het lekkere stokbrood, daar was altijd wel een hoekje af, als ik dat moest dragen.

%d bloggers liken dit: