De wekelijkse column over de jeugdjaren Diane Van Rillaer. Ik heb mijn wagen volgeladen ………..

Toen wij nog in Berchem woonden, was onze Pa de enige met een auto in de familie, zie foto. Dus trakteerde hij regelmatig de Moemoe en de Bomma op een uitstapje in het weekend. Ons Moemoe nam dan ook nog een vriendin mee, wij noemden haar Tante Line, maar ze was eigenlijk geen familie. Ze hadden allebei hun man vroeg verloren, en ze trokken zich op aan mekaar. Tante Line had geen kinderen en bracht dus altijd snoepjes en cadeautjes voor ons mee, het was een heel lieve tante.

Een van de uitstapjes die ik me nog herinner, waren in de zomer de tulpenvelden in Nederland. Het waren velden en velden vol kleurrijke tulpen, het was indrukwekkend, en we keken onze ogen uit. Ik heb nog twee foto’s, maar ik weet echt niet meer waar het was, en spijtig genoeg kan ik het aan niemand meer vragen. Hoe dikwijls denk ik niet, dat zou ik aan ons Ma of aan onze Pa moeten kunnen vragen. Maar ik denk dat wel iedereen dat ervaart , die zijn ouders niet meer heeft. Onze auto was altijd goed volgeladen, als we wegreden. Meestal zat ik vooraan op ons Ma haar schoot, want zoals jullie al wel weten was ik wagenziek. Ons Make hield me dan zoveel mogelijk bezig, maar het zakje was nooit veraf. Toen de dokter ons Ma een voorschrift had gegeven, voor een pilletje, tegen wagenziekte, was het beter, maar dan viel ik altijd in slaap, en was ik daarna ook nog slaperig. Op de achterbank zaten dan de drie dames, allemaal niet van de magerste, dus ze zaten dicht tegen mekaar, en mijn zusje op de schoot van ons Moemoe. Er werd gebabbeld en gelachen, want ze gingen niet veel weg, en een uitstapje was altijd welkom. Op een van de foto’s ziet U de dames, en mijn zusje met een huillip ( ze weende veel) en ik met een gezicht van ” ze weent weeral” Wij waren en zijn nog altijd, twee uitersten, ik was een vrolijk kind , mijn zusje was stiller, en meer een moederskindje. Maar we zijn nog altijd de beste vriendinnen.

Ik herinner me ook nog, dat we eens naar zee reden, meestal naar Blankenberge, onze Pa zette de Bomma’s en de tante, met ons zusje , af aan de trap om naar de dijk te gaan, en zegde hen van daar te wachten. Toen we aan de trap kwamen, waren ze verdwenen. Ons Ma in alle staten, wij de trap op, en gelukkig wist ons Ma waar ze moest zoeken, ze zaten in een tearoom een wafel te eten, want mijn zusje moest pipi doen, en ze dachten, ” ze zullen ons wel vinden” Gewoonlijk zei onze Pa dan tegen ons Ma ” nu is het de laatste keer, ik neem ze niet meer mee” maar hij meende dat niet want enkele weken later waren we terug weg.

Zo heeft iedereen zijn verhalen van vroeger, mijn zus en ik lachen er nog dikwijls mee. We vertellen het ook aan onze kleinkinderen, maar ik denk dat die er hun gedacht van hebben, het was zo een totaal andere tijd, dat kunnen die zich niet meer voorstellen. Alleen al het feit dat we geen televisie en geen internet of computers hadden, laat hen denken dat we van een andere planeet komen, maar we waren toch gelukkig, en blij met weinig.

 

 

%d bloggers liken dit: