De wekelijkse column over de jeugdjaren Diane Van Rillaer. In Berchem, in Borgerhout, maar dezelfde jeugdherinneringen. deel 2

Bij ons thuis, was er niemand die zelf kleedjes naaide, maar , zoals ik al vertelde, ons Tante Nieke, zus van mijn Vava, die had altijd in een coutureatelier gewerkt, en maakte prachtige geborduurde blouses, die de zussen, en ons Make, voor hen en voor ons, in dank aanvaardden.

Mijn man vertelt over de tijd, dat, bij hen ook, de hele familie in één huis woonde, er waren drie zussen, die met hun familie allemaal , na de oorlog, in het huis van “onze Va” woonden, elk op een verdieping. Zij naaiden allemaal zelf, dienden voor elkaar als paspop, en er was altijd een grote bedrijvigheid in het huis, ze riepen mekaar om te komen passen, of te komen kijken, en ze haalden al hun naaigerief , en stoffen, die ze samen gingen kiezen, bij ” Mottig Mieke ” in de Ooievaarstraat.

‘s Zondags ging dan iedereen samen, met de boerentram, die ze op de Turnhoutsebaan namen, een trappist drinken , in Westmalle. Dat was in die tijd, toen er nog niet zoveel auto’s reden, een populaire uitstap, nu nog, maar nu gaat men met de auto. De nieuwe kleedjes werden dan aangedaan, zodat iedereen er op zijn s’zondags uit zag, en tegen de avond, keerde men met de boerentram terug, het was weer een gezellige dag.

Mijn man vertelt ook nog ” Als de zesdaagse bezig was, hoogdagen van het baanwielrennen, dan ging ik , als kleine petotter, alle dagen , overdag, met ons Va kijken en supporteren. In het weekend, ging onze Pa ook mee, ik heb daar zo’n goede herinneringen aan, spijtig genoeg hebben wij ook Stanneke Ockers zien vallen, dat was een drama, dat me altijd zal bijblijven ” .

Er werden boterhammetjes met eitjes, mee naar het sportpaleis genomen, en een thermos koffie, en van ons Va kreeg ik ook altijd een frisco. Dat was alle jaren een groot feest, het is jammer dat zo’n mooie stad als Antwerpen geen zesdaagse meer heeft in het sportpaleis .

Mijn man vertelde ook nog hoe hij als kleine jongen bij de scouts ging, de groep van Sint Eligius, maar hij is nooit mee op kamp geweest, hij ging altijd met zijn grootvader naar zijn werk van de akker, als kleine jongen, mee voor de groenten zorgen, dat vond hij veel plezanter. De hele familie werd van groenten uit de ” hof van onze Va ” voorzien, dat was achter de Piottenberg ( tussen de twee vesten) , aan het Foorplein en kwam aan de andere kant uit, aan de Collegelaan. Iedereen kende daar iedereen, had er een klein huisje ( een kotje) staan, waar al het gereedschap in bewaard werd, en hij kon daar de hele dag, in de vakantie, met zijn grootvader , in de tuintjes werken. zo lang zijn grootvader leefde, is hij dat blijven doen. Er waren altijd voldoende groenten en petatten “uit den hof van onze Va “, voor drie huishoudens. Dikwijls zegde zijn moeder bij het thuiskomen, ” ge ziet zo zwart als Moorke Pek, of als ” nen hoge hoed” , daar was het wassen goed voor , dus het zinken bad werd gevuld, en hop voor het slapen gaan, het bad in.

Bij de foto’s : de bocht in het sportpaleis waar Stanneke verongelukte, mijn man bij de wolfkes, en een van volkstuintjes

%d bloggers liken dit: